Hoe gaat het met mij? Wat ben ik aan het doen?

Ik zal het maar eerlijk toegeven. Ik heb weer een nieuwe rol als bestuurder. Ik kan het tóch elke keer weer niet laten om pogingen te ondernemen ‘mensen verder te brengen’.

Deze bestuurdersrol hoort echter wel specifiek bij mijn status ‘retired’. Sommigen denken dat dat een eufemisme is voor ‘gepensioneerd’, maar dat is het niet. Ik ben niet met pensioen, ik heb me (wat) teruggetrokken. Na ruim 40 jaar hard werken mocht dat wel, vonden wij, mijn vrouw en ik.

Er stonden nog wel wat wensen en (stille) verlangens op mijn lijstje. Zo heb ik áltijd buschauffeur willen zijn. Achter zo’n groot stuur en met zo’n rode knop die met een krachtige ‘ptsss’ de deur opent om mensen er in of er uit te laten. En met een nieuw ‘ptsss’  gaat die deur ook vanzelf weer dicht. En dan begint het: al die mensen die dan in de bus zitten willen verder(op) gebracht worden en zij die al uitstapten waren blijkbaar (in de buurt van ) waar ze zijn wilden.

Het stuur is niet zo groot, de rode knop is er, maar de deur zegt allang niet meer ‘ptsss’, – er klinkt een bescheiden jengeltje – maar de rol is hetzelfde: ook als vrijwillig chauffeur van de Arriva Buurtbus tussen Lekkerkerk en Stolwijk breng ik mensen verder, naar de plaats waar ze graag willen zijn.

Het vraagt behendigheid, het vraagt @samensturing, vooral met tegenliggers in dit geval, de manoeuvreerruimte is steeds beperkt, daarbuiten lonkt de sloot, en alles heeft ook nog z’n bestemde tijd.

Het is maar een halve vroege ochtend per twee weken, dus er is nog een heleboel tijd voor andere leuke dingen, zélfs voor werk! 

Áls het maar leuk is en mensen verder brengt, samen dan vooral. 

Ik schrik steeds weer van de institutionele angst voor verandering. Veel te vaak als er iets veranderen moet zijn het de argumenten ’tegen’ die de aandacht krijgen. En helaas al te vaak niet op inhoud, maar op proces, procedure of onzekerheid van de uitkomst. Zo ook weer bij de invoering van de Wet Zorg en Dwang. Jarenlang is hierover gedebatteerd en eindelijk wordt hij dan ingevoerd. En nu het eenmaal zover is komt de angst…..kunnen we het wel…..gaat het wel lukken? Ieder instituut telt z’n knopen en blijkbaar is te vaak de constatering dat er nog wat knopen ontbreken. De laatste knoop zegt ‘nee’. Weet u wat de oplossing daarvan is?

Als u met ‘ja’ begon te tellen en u komt op ‘nee’ uit……begin dan eens met ‘nee’ te tellen, dan komt u op ‘ja’ uit!

https://www.linkedin.com/feed/update/urn:li:activity:6536524837781807104

Soms is het nodig of gewenst dat een bestaand overleg loskomt van de standaard rituelen. Veel overleggen voldoen aan de metafoor van de poppenkraam uit het vroegere kinderliedje: zo zijn onze manieren…… En het is een ijzeren wet: als we steeds hetzelfde proces uitvoeren, krijgen we ook steeds hetzelfde resultaat. Niet in het minst doordat de leiding, de sturing van het overleg altijd in dezelfde handen is. Vaak is de voorzitter niet enkel de voorzitter van het overleg, maar ook nog eens de leidinggevende van de deelnemers aan het overleg. Het helpt om te ‘spelen’ met het voorzitterschap, maar de rituelen blijven. En de natuurlijke hiërarchie blijft.

Als gespreksleider heb ik steeds weer de ervaring dat het gevoel van hiërarchie sterkt afneemt door extern voorzitterschap. Misschien beter gezegd: als externe gespreksleider of voorzitter neem je die rol van hiërarchie over, maar dan zonder de gebruikelijke impact. Discussies worden opener, want als extern gespreksleider daag ik uit, prikkel ik, zet ik zelfs wel eens stekels overeind. en daar kan dan lekker niemand wat aan doen. Dat kan niet achteraf op iemand terugslaan. Iedereen realiseert zich dat ‘die externe’ dat heeft veroorzaakt. Overigens waarschuw ik vooraf altijd dat dat niet meer dan tactiek is. Immers, er moet toch wat ‘uitkomen’, soms is disruptie dan nodig. Ook naar de gebruikelijke voorzitter / gespreksleider toe.

Bijeenkomsten van vrijwilligers, wethouders, MT-leden, professionals in de care, medisch specialisten…….bij allemaal werkt het. En steeds weer was het een genoegen. Voor mij, voor de deelnemers en voor de opdrachtgever. Het brengt wat, het geeft wat én het haalt er meer uit! Belangrijk is dat vooraf een goede afspraak over het te bereiken resultaat is gemaakt: een proces-afspraak, een overleg-niveau, een conclusie, een standpunt. En dat de deelnemers aan het overleg zich op een ‘leveled playing field’ bevinden. Het verloop van de bijeenkomst is vooraf vorm-vrij, maar wordt wel afgestemd met de opdrachtgever en gecommuniceerd aan de deelnemers. We spelen geen spelletjes, we nemen elkaar maximaal serieus en we klimmen op naar een nieuw niveau van professionaliteit. Vereist is wel dat alle deelnemers zich veilig (genoeg) voelen.

Recent mocht ik gespreksleider zijn van een strategisch overleg op MT-bestuursniveau. Uiteraard ging het over de toekomst, maar specifiek over de vraag ‘als we over 10 jaar terugkijken, welke beslissing van ons op dit strategisch domein heeft dan welke bijdrage geleverd aan het feit dat de wereld er nu zo uitziet?’. Het was prachtig. Er werden dingen gezegd die niet eerder gezegd waren. Er werden stappen gezet die de bestuurder met een opdracht op pad stuurden. Dat wilde de bestuurder ook graag, want deze bestuurder was zich er van bewust dat ‘wijsheid een resultaat is, niet een eigenschap’!

Een onverwacht element met een zangpedagoog voegde veel toe. De clinic overbrugde de after dinner dip en ging in op persoonlijke effectiviteit in relatie tot het gebruik van je stem……daar willen we meer van weten, klonk het bij de evaluatie! Zie gerust verder bij www.zorgisnetwerken.nl/muziek.


Er is veel te doen over de zorgsector. Hoewel ik wel de indruk heb dat de oproep van Minister De Jonge om de markt wat minder dominant te laten zijn redelijk snel vergeten is. Het Financieele Dagblad besteedt er bijvoorbeeld al geen aandacht meer aan. Ik weet niet goed of dat tekenend is, maar ik ga er maar even van uit dat de hoofdredactie wellicht vindt dat de analyse die er vorige week in stond wel voldoende aandacht was. Daar kwam thuiszorg nauwelijks in voor, overigens.

Ik heb de invoering van marktwerking in de zorg meegemaakt. Ik ben nog uit de tijd van het ziekenfonds en de particuliere verzekering. Mijn schoonvader leefde altijd op de grens: in het voorjaar kreeg hij bij de tandarts geen slabbetje, in het najaar wel.
In de tweede helft van de jaren ’80 werd het ziekenfonds afgeschaft en toen deed zogezegd de markt zijn intrede in de zorg. Eén ding is me altijd daarin opgevallen: als we het hadden (hebben?) over het zorgstelsel dan hebben we het over het stelsel van zorgverzekeringen.

Minister De Jonge heeft het daar echter níet over. Nee, de minister wijst op de parkeerplaatsen bij de woongebouwen in onze steden en dorpen, waar vele aanbieders van thuiszorg de spoeling naar zijn mening wel erg dun maken. En inderdaad moet gezegd worden dat er heel veel mogelijk is in het kiezen van de persoon die je kousen komt aantrekken, je uit bed komt helpen, je in de positie brengt waarin je weer een (deel van de) dag voort kunt. En ook over het tijdstip waarop dit gebeurt valt best veel te bepalen. Heel belangrijk allemaal. Basisvoorwaarden om verder te kunnen. En fijn dat je kunt kiezen.
Die veelheid van aanbieders is echt een gevolg van dit soort elementaire ‘marktwerking’. Want op een markt heerst keuzevrijheid, het is een basiskenmerk. Maar dat kan vast wel wat efficiënter.

Thuiszorg
Naar mijn mening biedt het Kwaliteitskader Wijkverpleging een prima handvat voor een nieuwe aanpak. Daar immers krijgt de Wijkverpleegkundige een regierol in een wijk. Daar immers wordt beschreven dat de Wijkverpleegkundige wordt geacht een sturend lid van een wijkgebonden netwerk te zijn. Gezien de ontwikkelingen in de toekomst zal dat netwerk echt heel belangrijk worden, want met het sterk toenemend aantal (kwetsbare) ouderen in een wijk zal er echt regie gevoerd moeten worden. Eigenlijk maakt het niet zoveel uit door wie dat gebeurt, maar ik juich de keuze van het Kwaliteitskader toe, omdat de wijkverpleegkundige niet geld-gedreven is, of systeem-gedreven, maar zorg-gedreven.

Identiteit
Maar hoe doe je dat dan met voorkeuren van zorgvragers op het gebied van (met name) identiteit? Want er zijn zorgaanbieders van allerlei christelijke, van islamietische, van Indonesische. van antroposofische en misschien nog wel andere identiteiten. En mensen, individuen gewend om zelf keuzes te maken, laten zich niet meer zomaar door iedereen ‘in hun hemd zetten’. Ik zie dat als een prachtige uitdaging voor de zorgaanbieders in de nieuwe wereld die we tegemoet gaan. Het klinkt misschien wat aanmatigend, maar zoiets is echt te organiseren. Ik zie de wijkverpleegkundige al voor me, die als een makelaar partijen verbindt die zich van tevoren gemeld (gecontracteerd?) hebben om in die specifieke wijk of stad bij te willen dragen aan het welbevinden van de zorgvragers. In tijden van krapte op de arbeidsmarkt zal in elk geval niet de situatie ontstaan dat iedereen alles kan. En woont er opeens een principiële refo in een wijk van overigens islam of liberale signatuur, dan weet de wijkverpleegkundige bij wie ze terecht kan om zorg van juiste signatuur te regelen. De wijkverpleegkundige is dan ook, samen met haar wijkteam, niet opdracht- of omzetgericht, maar oplossingsgericht. Het zal de zorg ten goede komen als de wijkverpleegkundige echt slechts afhankelijk van de opdrachtgever (= zorgvrager) kan triëren, opereren, functioneren.

Zorgaanbieders
Zorgaanbieders zijn in die structuur feitelijk de aanbieders van uren van een bepaalde kwaliteit en identiteit. De wijze waarop dat aanbod wordt georganiseerd vereist best nog wat studie, want als we nu al gaan kiezen voor een structuur of rechtsvorm dan gaan we direct weer de fout in om de werkelijkheid in te bedden in de structuur. Het moet andersom. En de vorm waarin het gaat plaatsvinden kan dan zelfs misschien wel per wijk gaan verschillen. Het scheelt nogal of incidenteel of structureel aanbod van een bepaalde zorgaanbieder wordt gevraagd.

Van de zorgaanbieders mag verwacht worden dat zij faciliteiten bieden die door de wijkverpleegkundige kunnen worden ingezet om het belang van de zorgvrager te dienen. Maar dat geldt niet alleen voor de zorgaanbieder. Ook de woningbouwcorporatie en overige partijen inclusief de buurt zelf, hebben een rol hierin te vervullen. Daarbij is de realiteit dat als één ‘het heeft’, de ander ‘er aan lijdt’. Soms moeten we ons dus misschien wel meer richten op de partner, het netwerk, dan op de ‘lijder’. Maar hoe dan ook zal noodzakelijk zijn dat we in netwerken gaan denken in plaats van onze eigen zuil of ons eigen belang centraal te stellen.

Verder doordenken: Lerend netwerk
Het Kwaliteitskader Wijkverpleging schrijft in hoofdstuk 8 over een transitie. Die moet echt ingezet worden. En ik acht het raadzaam dat het veld dat doet. Al was het maar om te voorkomen dat de verzekeraar of de overheid het doet. Want dan krijgen we weer een contracteringsstelsel of aanbestedingssystematiek. Ik zou iets creatievers willen bedenken. Doe je mee?

Mooi gesprek gehad met Ineke van Muiswinkel- van de Kerk, cliëntfunctionaris bij Accolade Zorg. Daar hadden we elkaar al eens ontmoet en die korte gesprekjes waren ons bijgebleven. Ik vond dat zij een waardevolle en opvallende manier had om de bewoner als uitgangspunt van denken te nemen. Zij vond mijn ideeën authentiek en creatief, inclusief de vormgeving daarvan met ‘mijn mensen’ in ArendState, Assen.

We spraken over de manier waarop we in de toekomst met onze ouderen moeten omgaan en hoe de samenleving zal moeten veranderen, qua inrichting en qua cultuur. Eigenlijk wisten we het allebei ook niet zo goed, maar we kwamen wel tot de conclusie dat het erg de moeite waard is om ons er druk over te maken. En we hadden gelijksoortige ideeën over de manier waarop je aan deze klus moet beginnen.

We houden contact, spraken we af. En zo is ons beider netwerk weer gegroeid!

Twee publicaties trokken mijn aandacht in de voorbije dagen. Een ‘Stimuleringsregeling om nieuwe vormen van wonen en zorg voor ouderen vlot te trekken’ van ons Ministerie van VWS en een FD-publicatie onder de titel ‘Wie bouwt de nodige verpleeghuizen?’. Beide zijn nuttig en ik hoop nou maar dat ze aanvullend zullen blijken te werken. En dan in de goede volgorde: Wonen en zorg voor ouderen (en andere kwetsbare mensen, mag er wat mij betreft bij) gaat voor. Verpleeghuizen zijn waarschijnlijk ook in de toekomst een noodzakelijke, maar ten diepste ongewenste fase in het (althans statistisch en epidemiologisch) steeds langer durende leven van jou en mij.

Want de toekomst gaat over ons!

Het is goed om nu na te denken over morgen en overmorgen, maar bouwen gebeurt op z’n minst voor een jaar of twintig. En, als ik het al beleven mag, ben ik dan tachtig-plus. En jij?

Daar gaat het over dus. Over mij en mijn leeftijdgenoten. En als we nu verkeerde dingen bouwen zitten we daar dan danig mee in onze maag. Als we nu allemaal prachtige eengezinswoningen en grote luxe appartementen bouwen omdat daar nou eenmaal nu vraag naar is, dan hebben we in de komende 20 jaar, als mijn leeftijdgenoten en ik zo langzamerhand wel wat kleiner en waarschijnlijk ook wat meer beschut willen gaan wonen, een nog groter probleem dan nu al het geval is. Aan twee kanten! Want gezien de ontwikkeling van de leeftijdsopbouw zal er in diezelfde 20 jaar een daling van de vraag naar groot en luxe gaan optreden. ‘Wij’ bieden onze woningen aan, als er maar voldoende goede alternatieven zijn. Die alternatieven worden realistischer als ‘wij’ een normale prijs voor onze huidige woningen krijgen. We moeten dus voor de lange termijn bedenken. Strategie heet dat!

Het woord ‘beschut’ viel al. Hoe doe je dat? Het lijkt wel of we niet meer origineel kunnen denken, want binnen twee zinnen valt dan het woord ‘hofjes’, een Middeleeuws concept dat zijn sporen heeft verdiend, maar weten we nou in deze tijd van technologie en privacy niet iets beters te bedenken? Want hofjes functioneren bij de gratie van sociale controle en elkaar in de gaten houden. Weet u het nog? Pa Pinkelman moest in zijn hofje een Vergunning aanvragen om ‘Buiten op een Bankje een Pijp te roken’ (een V.B.B.P.).

Bij ‘beschut’ komt ook direct een begrip als ‘zorg’ in beeld. Niet te verwarren met verpleging, overigens, want daar zit nog wel wat tussen.

We moeten ons er maar op voorbereiden dat mensen veel langer zelfstandig blijven. De belangrijkste reden is dan nog niet eens dat er niet voldoende gebouwen zijn om de mensen in samen te brengen, maar juist dat er veel meer mensen zullen zijn met beginnende en vorderende dementie. Dat zijn dus die mensen, die de weg kwijt raken en af en toe de weg kwijt zijn, die mensen die niet meer helemaal, maar toch best nog wel met wat hulp van anderen of technologie voor zichzelf kunnen zorgen en op zichzelf kunnen passen. De fase van vorderende dementie (ik laat expres de professionele, medische aanduidingen achterwege) zal ook steeds langer kunnen worden als we ons er maar goed op voorbereiden. Als we maar zorgen dat er voldoende aantrekkelijke mogelijkheden voor deze mensen zijn, zodat zij al voordat het zover komt willen verhuizen. ‘Deze mensen’? Ja, jij en ik dus, want het kan zomaar zijn dat we er ook bij gaan horen en voor dat het zover is moeten we wel voor onszelf gezorgd hebben. Want tsja, als we niet voor onszelf zorgen, mogen we dan van de samenleving verwachten dat die wel voor ons zorgt?

Omgaan met de toekomst is dus niet een kwestie van monolithisch naar de overheid, de zorgaanbieders, de woningbouwcorporaties, de projectontwikkelaars, de beleggers wijzen…….nee, het is een kwestie van alle hens aan dek, met z’n allen in samenhang naar de toekomst kijken, de gemeentevisie aanpassen, buurten, wijken, gebouwen inrichten met veiligheid en vrijheid, met elkaar en met technologie. We moeten onderdehand eens gaan netwerken en ons dan realiseren dat in een netwerk iedereen het gelijke belang heeft: laat het netwerk geen kaartenhuis of blikjespiramide zijn.

Welke zorgaanbieder neemt het initiatief hiertoe? Want van wie moet je het anders verwachten? Ik kom graag helpen, meedenken, netwerken.

In mijn privé heb ik te maken met drie kleinkinderen die met kop en schouders boven het gemiddelde uitsteken. Niet, zoals ik zelf, qua lichaamslengte, maar wel qua intelligentie en weetzucht. En zo blijken er meer te zijn, op school.

Ik ervaar het gedoe rondom die kinderen als ‘zoeken’  en vooral ‘niet vinden’.

Omdat ik wat tijd over heb, ben ik in gesprek gegaan met de schooldirecteur en afgelopen maandag heb ik, voor het eerst van m’n leven, voor de klas gestaan. Tien ‘groep achters’ die als kenmerken hoogbegaafd, boven-intelligent en super-nieuwsgierig hebben. Acht jongens en twee meisjes.

Een uur lang heb ik ze bezig gehouden met de eerste 17 minuten van het eerste college in de laatste serie van de DWDD-University. ‘De toekomst’, heet die serie……dat zijn deze kinderen, dacht ik. Vandaar.

Het eerste college gaat over ‘Het leven’. Moeilijke materie, met voor een christelijke school van behoudende snit, ook gelijk maar even een paar relevante ethische en geloofsvragen: Eindeloos leven? Vier miljard jaar?

Mooi om te zien hoe geboeid ze zaten te kijken en te luisteren.

Mooi om te zien hoe ze reageren op een baby’tje.

Mooi om te zien hoe ze begrijpen dat hygiëne van levensbelang is, hoe ze stomverwonderd waren over de levensverwachting van een goeie eeuw geleden, hoe ze zich met mij verwonderden over cellen, moleculen, chromosomen, DNA, dubbele helix, menselijk genoom etc. etc. En zich met mij verbaasden over de uitspraak van president Clinton die een wetenschapper citeerde die zei ‘dat hij de taal had geleerd waarin God het universum schiep’. (https://www.genome.gov/10001356/june-2000-white-house-event/).

Nee, ik heb er nog niet uitgehaald wat ik graag wilde en ik ben ook benieuwd of ze er nog aan zullen denken dat ik ze gevraagd heb een paar dingen uit te werken en aan mij te mailen. Maar ze vonden het prachtig om naar een echte professor te mogen luisteren, ze vonden het super om in een college-setting te zitten, ze waren benieuwd naar de volgende keer en ze komen graag terug.

En ik, als onervaren leerkracht, heb een heel uur lang een geboeide groep voor me gehad.

Deze kinderen moeten boven de materie uitgetild worden en uitgedaagd worden op een niveau dat het normale Primair Onderwijs ver overstijgt. Wel moeten we voorkomen dat we nu iets gaan doen wat in het Voortgezet Onderwijs weer in het lespakket zit. Dat is niet echt mogelijk, maar juist daarom vraag ik hen niet om dingen te stampen en ga ik niet overhoren. Ik wil ze geboeid, gefocused en getriggerd hebben En nóg nieuwsgieriger dan ze al waren!